Programma 1. Ruimtelijke ontwikkeling

1.1.1 Versterken ruimtelijk beleid

Provinciaal Ruimtelijke Structuurvisie en Verordening
De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) zijn eind 2016 geheel herijkt en in 2018 beperkt herzien. Bij het opstellen van PRS en PRV is al geanticipeerd op de eisen die de Omgevingswet gaat stellen. In 2020 zetten we de laatste stappen om PRS en PRV, samen met andere provinciale beleidsplannen en verordeningen in het fysieke domein, te vertalen naar één integrale Omgevingsvisie en één Omgevingsverordening (zie Meerjarendoel 1.4.1). Met vaststelling daarvan vervallen de huidige PRS en PRV. Er wordt  een nieuw beleids- en uitvoeringsprogramma Wonen en Werken  opgesteld, met beoogde vaststelling eind 2020/begin 2021. In dat programma worden beleidskaders en de (hoofdlijnen van de) regionale programmering opgenomen, zo mogelijk aangevuld met de wijze waarop de provincie de woningbouw, de herstructurering van bedrijventerreinen, de aanpak van centrumgebieden en de herontwikkeling van kantoorlocaties wil faciliteren.

De stikstofproblematiek en het beeindigen van de PAS heeft de nodige gevolgen in relatie tot ons provinciale omgevingsbeleid. Dit is in ieder geval aan de orde bij het mogelijk maken van zeven uitbreidingen van bedrijventerreinen. De provincie zal de samenwerking met de betreffende gemeenten aangaan om tot oplossingen te komen binnen de, deels landelijk nog te ontwikkelen, nieuwe kaders.

Voor de delen van de gemeente Vijfheerenlanden die zijn heringedeeld bij de provincie Utrecht, behouden de voorschriften over de ruimtelijke ordening zoals door Provinciale Staten van Zuid-Holland vastgesteld (Verordening Ruimte 2014) nog tot 1 januari 2021 hun rechtskracht. Voor de handhaving en uitvoering van deze voorschriften zijn Gedeputeerde Staten van Utrecht het bevoegde bestuursorgaan.

Inpassingsplannen
Om provinciale belangen te realiseren, kan het gewenst zijn om zelf een burgerbindend planologisch-juridisch kader vast te leggen in de vorm van een provinciaal inpassingsplan (PIP). Zo hanteren we het uitgangspunt, dat voor provinciale infraprojecten altijd een PIP wordt opgesteld. Incidenteel kan een PIP ook worden ingezet bij andere projecten, die om provinciale regie vragen (bijvoorbeeld gebiedsontwikkeling). Voorts kunnen gemeenten bij de realisering van duurzame energieopwekking worden ondersteund door de vaststelling van een PIP.
Overigens vervalt het PIP-instrument met invoering van de Omgevingswet, maar kan dan ter uitvoering van provinciaal beleid het instrument projectbesluit ingezet worden.

Beoogd resultaat 2020

  • Voorstel gereed voor een nieuw beleids- en uitvoeringsprogramma Wonen en Werken, inclusief een regionale programmering voor 2021 en verder.
  • In samenwerking met de betreffende gemeenten ontwikkelde aanpak voor de zeven bedrijventerreinen.
  • De voorbereidingen zijn getroffen voor de procedure van drie inpassingsplannen (spoorondertunneling van de N226 bij Maarsbergen, Rijnbrug bij Rhenen en de Oostelijke Rondweg Veenendaal).
ga terug