Bij de behandeling van de Kadernota 2020-2023 is door uw Staten een amendement aangenomen. In dit amendement heeft u aan ons de opdracht gegeven om het Coalitieakkoord door te vertalen naar de Programmabegroting 2020 en gemaakte keuzes en doorrekeningen expliciet te maken. Dit bevordert de transparantie en het politieke debat in de Staten.
Om invulling te geven aan deze opdracht hebben wij de keuze gemaakt voor een samenvattende tabel ‘Financiële doorrekening coalitieakkoord’. Deze tabel wordt op de volgende pagina’s getoond. Het voordeel van die tabel is dat het op een overzichtelijke wijze veel financiële informatie samenvat.
In onderstaande ‘leeswijzer bij de tabel’ wordt aanvullende informatie verstrekt, waarbij de volgorde van onderwerpen in de tabel wordt aangehouden.
Leeswijzer bij de tabel
A. Budgettair Kader
Als eerste is het van belang om te weten hoeveel financiële middelen er beschikbaar zijn. Dit wordt aangeduid met de term ‘budgettair kader’. Hierbij baseren wij ons op de laatste door u vastgestelde stand in de planning & control-cyclus, te weten de Kadernota 2020-2023. Daarin is melding gemaakt van een meerjarig voordelig begrotingssaldo van € 90,6 mln.
Na vaststelling van de Kadernota 2020-2023 is er een aantal (autonome) ontwikkelingen geweest die effect hebben op dit begrotingssaldo. Die worden hieronder puntsgewijs toegelicht:
- Technische verdeling begrotingssaldo Kadernota 2019-2023 naar incidenteel/structureel: in de Kadernota 2020-2023 is het begrotingssaldo niet uitgesplitst in incidenteel of structureel. Om aan te sluiten op de wijze waarop dit in onze financiële administratie is verwerkt en ook wordt gepresenteerd in deze tabel is die uitsplitsing nu wel gemaakt. Dit heeft verder geen financieel saldo effect.
- Bijstelling Meicirculaire 2019: in de Statenbrief (ons kenmerk 81F2ECD1) met als onderwerp ‘uitkomsten meicirculaire provinciefonds’ is toegelicht welke negatieve bijstellingen er verwerkt dienen te worden. Dit betreft lagere verwachte opbrengsten vanuit de algemene uitkering provinciefonds en de opcenten motorrijtuigenbelasting. Met name de ‘nieuwe spelregels’ over het BTW compensatiefonds hadden een fors negatief effect op de eerder geraamde algemene uitkering provinciefonds.
- Toename kosten fractievergoeding a.g.v. meer fracties: in de Najaarsrapportage 2019 is bij Programma 7 Bestuur en Middelen vermeld dat het budget voor de fracties structureel verhoogd moet worden als gevolg van meer fracties en een indexering van de vergoedingen.
- Toename accountantskosten i.v.m. hogere eisen: in de Najaarsrapportage 2019 is bij Programma 7 Bestuur en Middelen vermeld dat het budget voor de accountantskosten structureel verhoogd dient te worden. Dit blijkt het gevolg te zijn van hogere eisen aan de controle.
- Verwachte kosten Vijfheerenlanden: in de Najaarsrapportage 2019 is gedetailleerd het financieel effect beschreven van de komst van de gemeente Vijfheerenlanden. De lasten in 2019 bedragen circa € 8,9 mln., waarvan € 4,4 mln. gedekt kan worden uit de toename van de algemene uitkering provinciefonds en de motorrijtuigenbelasting. Het restant à € 4,5 mln. is grotendeels incidenteel gedekt vanuit bestaande exploitatiemiddelen of reserves. Voor toekomstige jaren dient er structureel budget in de begroting te worden opgenomen. Om die reden is in deze begroting meerjarig rekening gehouden met een toename van de structurele lasten. Dit is voorlopig als stelpost bij de Algemene Middelen opgenomen en wordt na vaststelling van de overeenkomst met de Provincie Zuid-Holland in de Zomernota 2020 aan u als begrotingswijziging voorgelegd.
- Hogere baten vanuit opcenten Motorrijtuigenbelasting: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekt periodiek een raming van de verwachte opbrengst per opcent motorrijtuigenbelasting. Als we deze verwachte opbrengst vermenigvuldigen met het tarief vóór indexatie dan blijkt dat we hogere baten kunnen verwachten dan in de Kadernota 2020-2023 is gepresenteerd. Die hogere verwachte baten worden in de Begroting 2020 meegenomen.
- Toename structurele storting in voorziening pensioenen van Gedeputeerde Staten: bij het opstellen van de Begroting 2020 is een actuariële berekening uitgevoerd om te bepalen hoeveel geld er aanwezig moet zijn om de pensioenen van (voormalige) GS-leden te betalen. Hierbij worden de landelijke ontwikkelingen gevolgd. Uit deze berekening blijkt dat de storting in de voorziening structureel opgehoogd dient te worden om aan onze wettelijke verplichtingen te kunnen blijven voldoen.
Na verwerking van bovenstaande (autonome) ontwikkelingen resteert er een meerjarig voordelig begrotingssaldo van € 51,9 mln.
Het voordelig jaarrekening resultaat 2017 bedraagt circa € 28 mln. Dit saldo wordt na vaststelling door uw Staten gestort in de Saldireserve. Vanuit die reserve kan dit voordelige saldo vervolgens worden ingezet voor de financiering van (incidentele) intensiveringen of nieuw beleid.
B. Geld vrijmaken
Bij het opstellen van de begroting is het bestaande beleid van alle programma’s en van de bedrijfsvoering (overhead) doorgelicht. Dit alles tegen de achtergrond dat er realistisch begroot moet worden. Dit betekent dat er voldoende concrete plannen onder de prestaties moeten liggen en niet alvast een bedrag wordt gereserveerd zonder een plan. Ook zijn alle bestemmingsreserves beoordeeld op nut en noodzaak van de inhoud en hoogte van de reserves. Ook hier is gekeken naar de concreetheid en het realisme van de onderliggende plannen.
Bovenstaande aanpak heeft geleid tot een vrijval van zowel incidentele als structurele middelen. Vanuit de verschillende reserves valt incidenteel een bedrag vrij van € 99 mln. Structureel gaat het hierbij om een cumulatief bedrag van ruim € 38 mln. over de periode van vier jaar. Deze voorgestelde bijsturingsmaatregelen leiden tot € 8,4 mln. lagere lasten per jaar vanaf 2023.
Met ingang van 2020 zullen we de opcenten jaarlijks indexeren met de CBS-prijsindex. Een verhoging boven deze trend is vooralsnog niet aan de orde. Dit levert in de komende vier jaar een cumulatief bedrag op van ruim €18 mln. en vanaf 2023 jaarlijks € 7,6 mln. hogere opbrengsten.
In de inleidende paragraaf van dit hoofdstuk is aangegeven dat er circa 100 nieuwe formatieplaatsen worden gecreëerd. Een deel daarvan betreft het in dienst nemen van mensen die worden ingehuurd. In de begroting wordt vanaf 2023 rekening gehouden met een besparing op de kosten van inhuur, omdat er dan meer medewerkers in vaste dienst zijn. Dit levert een jaarlijks bedrag op van € 1,1 mln. vanaf 2023.
Bovenstaande voorstellen om geld vrij te maken leveren in totaal bijna € 158 mln. op.
C. Beschikbaar voor Intensiveringen/nieuw beleid
De saldi die beschikbaar zijn vanuit het Budgettair Kader en door Geld vrijmaken resulteren in een totaal saldo van € 209,7 mln. (€ 51,9 mln. (Budgettair kader A) + € 157,8 mln. (Geld vrijmaken B). Dat wordt ingezet voor intensiveringen/nieuw beleid.
D. Intensiveringen/nieuw beleid
Per beleidsprogramma is vervolgens inzichtelijk gemaakt welke beleidsvoornemens en ambities vanuit het Coalitieakkoord ‘Nieuwe energie voor Utrecht’ financieel zijn opgenomen in de Begroting 2020. Deze tellen gezamenlijk op tot € 232 miljoen over een periode van 4 jaar. Het Coalitieakkoord kent een andere hoofdstukindeling dan de programma indeling, zoals die in deze begroting wordt gehanteerd. Om zo transparant mogelijk te zijn is daarom per intensivering/nieuw beleid aangegeven met welk opsommingsteken dit correspondeert in het Coalitieakkoord. Ter illustratie: in de tabel is bij Programma 1 als eerste opgenomen "4.1 Vaststellen van de Omgevingsvisie". Het nummer "4.1" verwijst naar hoofdstuk 4 "Levendige steden en dorpen" uit het Coalitieakkoord en dan het eerste opsommingsteken. Dat begint met de zinsnede: "Vanuit het Koersdocument werken we aan de Omgevingsvisie waarin we ruimte opnemen voor de realisatie van de woningbouwopgave."
In het Coalitieakkoord is veelal ook iets uitgebreider beschreven wat de achterliggende gedachte en ambitie is. Daarnaast worden deze ambities ook nader toegelicht bij de beleids- en meerjarendoelen in de beleidsprogramma’s.
Met betrekking tot de toelichting op de begrote bedragen die vallen onder Bedrijfsvoering (Overhead) verwijzen wij u naar de Paragraaf Bedrijfsvoering. Het overzicht Overhead is namelijk een verplichting vanuit het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) om inzicht te geven in de omvang van dergelijke kosten. Binnen de Provincie Utrecht heeft dit echter niet de status van een beleidsprogramma. Om die reden is bij dit onderdeel in de begroting ook geen doelenboom van toepassing.